De groep van de Grote Heideschapen wordt in Nederland tegenwoordig vertegenwoordigd door het Kempisch Heideschaap, het Veluws Heideschaap en het Schoonebeker schaap. Van Zuid naar Noord worden de rassen hoger en neemt de bolling van de neus toe.
Het grote heideschaap kende tot de jaren 60 van de 20e eeuw een overeenkomstige subgroep qua type, bouw, aftekening en kleuren, die algemeen voorkwam in Salland, Twente, Achterhoek, delen van Drenthe, Graafschap Bentheim en delen van Emsland. Deze subgroep wordt geïdentificeerd als Groot Heideschaap.
De Grote Heideschapen en de grensoverschrijdende regionale variaties worden door Alexander Numan genoemd in zijn “Handleiding tot de Inlandsche Schapenteelt” [1855] als ook door Tobias Böckermann in zijn publicatie “Das Bentheimer Landschaf – Geschichte und Zukunft einder alten Nutztierrasse” [2012].
Met een beperkte inbreng van Veluwse Heideschapen en Bentheimer Landschapen in de van oorsprong Schoonbeker populatie, is de fokkerij van het Groot Heideschaap weer nieuw leven ingeblazen en worden de dieren geselecteerd op oude raskenmerken en de huidige wens naar een meer vitaal en meer ontwikkeld dier, nu de financiële ondersteuning niet meer vanzelfsprekend is.
De oorsprong van het Groot Heideschaap ligt in het zuidelijke, Europese type met waarschijnlijk een eeuwenoude Spaanse oorsprong. Het lijkt aannemelijk dat voorouders van het Groot Heideschaap meegekomen zijn met de Spaanse troepen tijdens de 80-jarige oorlog als gangbaar soldatenproviand. Dit mede dankzij het goede marsvermogen van dit type schaap dat vroeger ook “Marschschaap” werd genoemd.
Het onderzoek “Genome-Wide Analysis of the World’s Sheep Breeds Reveals High Levels of Historic Mixture and Strong Recent Selection” [2012] bevestigd de gezamenlijke en Zuidelijke oorsprong van het Schoonebeker, Veluws en Bentheimer Schaap.
Het Groot Heideschaap kenmerkt zich historisch door hun goede loopvermogen en zijn goed in staat zich te handhaven op arme zandgrondgebieden, om vervolgens bij beweiding op beekdal en weidegronden vlot in bespiering toe te nemen. In feite niets anders als de eeuwenoude methode van vetweiden als beschreven in Kapitale Ossen – de internationale handel in slachtvee in Noordwest Europa van W. Gijsbers.
Het Groot Heideschaap is zowel een zelfredzaam, als sociaal schaap met een sterk ontwikkeld kudde-instinct, waarbij een deel van de ooien de rol van leidooi aanneemt. Afhankelijk van de omgevingsfactoren, kan een eenjarige ooi voor het eerst aflammeren, maar veelal werpen ooien zelfstandig, vanaf tweejarige leeftijd, één tot drie lammeren naar gelang de omgevingsfactoren. Kenmerkend is het goede moederinstinct, het vlotte aflammeren, geringe gustpercentage en de minimale lammerensterfte.
De Fokkerijorganisatie Groot Heideschaap (FGHS) zet zich in voor de verdere ontwikkeling van het Groot Heideschaap, met als doel brede inzet binnen het landschapsbeheer en de afzet als culinaire specialiteit.