De geschiedenis van het Groot Heideschaap en de schapenhouderij in Noord-Oost Twente gaan eeuwen terug. De vele heidevelden zijn ruim een eeuw geleden toegevoegd aan het landbouwareaal en tot begin 1900 kenden Tubbergen, Vasse, Denekamp en Ootmarsum nog hun eigen kuddes. Deze kuddes tonen op historisch fotomateriaal, belangrijke overeenkomsten met het Groot Heideschaap. Het pachtboek van Herman Goossen Grubbe tot Herinckhave gedurende de periode 1638 – 1679 maakt gedetailleerd melding van lammeren, spinnen en garen.
Op en rond het landgoed Herinckhave in Noord-Oost Twente, loopt jaarrond een kudde Groot Heideschapen, opgebouwd uit de nakomelingen van de oudste en meest duurzame ooien uit de kuddes van Het Soerel en ‘t Niejboer.
De dieren grazen afwisselend binnen retentiegebieden, de beheersgronden rond het stroomdal van de Fleringer molenbeek en in het najaar in de biologische boomgaarden van Herinckhave tussen de valappels. Het ontbreken van beperkende omstandigheden als de eertijds schrale heideterreinen en woeste gronden, maakt dat de dieren ten volle kunnen uitgroeien en de ontwikkelingspotentie weergeven van het ras. Zo zijn drielingen niet ongebruikelijk en groeien de lammeren vlot uit tot een aantrekkelijk slachtproduct.
De lammeren groeien op binnen de kudde, met alle ruimte en volop in beweging, doorleven de seizoenen, en komen zo bij leven in alle rust geleidelijk op smaak. In de zoektocht naar het smakelijkste van het rijke botanische aanbod, bouwen zij een natuurlijke weerstand op, maken de dieren vele kilometers en benadert de smaak, aldus kenners, die van wild. In ieder geval reflecteert het de smaak die het dier streekeigen heeft ontwikkeld op schrale, onbemeste, kruidenrijke graslanden.